If my grandfather had been born in this era, he would have been immediately labelled as autistic. And rightly so: my grandfather wasn’t very social. He also wasn’t very skilled motorically. But what could he do? Everything. He worked his way up to become the director of a factory. He could draw a ship in 3D from memory, with the correct proportions. He spent every Sunday working on beautiful model trains.

My grandfather was lucky not to have grown up in this time. Because nobody had any idea what autism was, it technically existed, but also kind of didn’t. As a result, he couldn’t identify with it. So what was he associated with? Genius.

This is why psychiatric labels are extremely dangerous. Even if your assumption that someone has autism is correct, practically speaking, it doesn’t matter (there is no medication for it).

Knowing that you have autism has one advantage, but also one gigantic downside:

  1. Advantage: you know what’s going on and you can do something about overstimulation.

  2. Downside: it puts a huge dent in your self-confidence, because you now also believe that you are inherently incapable of being social. It makes it seem like you’ll never get better at it, because your brain works differently from others — which is absurd.

Over the years, my grandfather still became relatively social. Maybe he was acting, maybe not. But because he never had to spend a single second thinking about what was “wrong” with him — whether he was autistic or not — he never had to worry about it. Instead, he could focus entirely on developing his social intelligence.


Als mijn opa in deze tijd was geboren, was hij meteen gelabeld als autist. En terecht: mijn opa was niet erg sociaal. Motorisch was hij ook niet handig. Wat mijn opa wél kon? Alles. Hij schopte het tot directeur van een fabriek. Hij kon een schip in 3D uit zijn hoofd tekenen, met de juiste verhoudingen. Hij besteedde de hele zondag aan prachtige modeltreintjes.

Mijn opa had geluk dat hij niet in deze tijd is opgegroeid. Doordat niemand een idee had wat autisme was, bestond het wel, maar ook een soort van niet. Hierdoor kon mijn opa zich er ook niet mee identificeren. Dus waar werd hij mee geassocieerd? Genialiteit.

Dit is waarom psychiatrische labels extreem gevaarlijk zijn. Ook al klopt je aanname dat iemand autisme heeft, in praktische zin maakt dat niet uit (er is geen medicatie tegen).

Weten dat je autisme hebt, heeft een voordeel, maar ook een gigantisch nadeel:

  1. Voordeel: je weet wat er aan de hand is en je kunt iets doen aan overprikkeling.

  2. Nadeel: het geeft een gigantische deuk in je zelfvertrouwen, want je gelooft nu bijvoorbeeld ook dat je van nature niet sociaal kunt zijn. Het lijkt alsof je er nooit beter in kunt worden, omdat je brein anders werkt dan dat van anderen — wat lachwekkend is.

Mijn opa is in de loop der jaren alsnog relatief sociaal geworden. Misschien acteerde hij dat, misschien niet. Maar doordat hij nooit een seconde heeft hoeven nadenken over wat er met hem aan de hand was — of hij wel of niet autistisch was — heeft hij zich er nooit één seconde druk om hoeven maken en kon hij zich focussen op het ontwikkelen van zijn sociale intelligentie.